Gastarbeiders

Het Groot Noord Holandsche Kanaal

We leven in een tijd van gastarbeiders. Het zijn groepen van mensen, die uit pure armoede hun vertrouwde omgeving hebben verlaten, om in een ver en onbekend gebied hun inkomsten te verwerven. Vaak moeten zij dan nog genoegen nemen met een zeer sobere huisvesting. Met deze mensen worden de arbeiders vergeleken, die destijds uit alle windstreken van Nederland naar Noord-Holland kwamen, om daar hun diensten aan te bieden, bij het graven van het kanaal van Amsterdam naar Den Helder. Ook zij kwamen uit armoede en leefden enkele jaren ver van hun geboortegrond.

Reismogelijkheden voor familiebezoek waren er nauwelijks en geld om dat te bekostigen nog minder. Velen van hen konden lezen noch schrijven en aangenomen kan worden, dat berichten betreffende overleden arbeiders, soms pas jaren, door vrienden of kennissen werden overgebracht.
Ook de genealoog van vandaag zal van deze mensen moeilijk iets kunnen achterhalen. Om een indruk te geven, hoe groot het aantal vreemde arbeiders aan het kanaal is geweest, werden alle geboorten en overlijden van de arbeiders genoteerd, die tijdelijk te Koedijk verbleven.

Vreemde arbeiders te Koedijk

Na de kerkenraadraadsvergadering van 26.3.1822, werd in de notulen van de Hervormde kerk te Koedijk genoteerd: besloten om heden, uit hoofde van drukke werkzaamheden in deze gemeente, bij het graven van het kanaal en de menigte vreemdelingen onder ons, geen huisbezoek te doen. Hoe groot dat aantal vreemdelingen wel was, blijkt enigszins uit de registers der Burgerlijke Stand. Doordat de arbeiders van heinde en verre kwamen, waren zij genoodzaakt om hier tijdelijke verblijven te betrekken. Van hun aanwezigheid getuigen de registers van geboorte en overlijden.

In de periode van 21.5.1821 tot en met 15.4.1823 werden uit 38 ouderparen, die bij de werkzaamheden aan het kanaal waren betrokken, 39 kinderen geboren. Als beroep van de vader werd meestal vermeld, arbeider Groot Amsterdamsche Kanaal, later arbeider Groot Kanaal of Groot Noord Hollandsch Kanaal. De woonplaats van het ouderpaar werd meestal omschreven als: thans te Koedijk hun verblijf houdende in een keet.

Huwelijken van Kanaalarbeiders kwamen in dat tijdvak te Koedijk niet voor. Van 30.6.1821 tot en met 23.1.1823 kwamen onder deze tijdelijke bevolking 34 sterfgevallen voor. Er stierven 16 kinderen in de leeftijd van 9 dagen tot 14 jaar, 14 ongehuwde mannen van 20 tot 66 jaar, 2 gehuwde mannen van 36 en 58 jaar, 2 gehuwde vrouwen van 22 en 42 jaar. Bij overlijdens aangiften traden af en toe medearbeiders als getuigen op, ook hun namen komen in achterstaande opgave voor. In het korte tijdvak van nog geen twee jaar, noteerden we op deze wijze 83 verschillende volwassen mannen, die bij werkzaamheden aan het kanaal betrokken waren.

Waarom een kanaal

Reeds spoedig na het ontstaan van het Koninkrijk en het herstel van het handelsverkeer, ontstond de behoefte om Amsterdam een betere verbinding met zee te bezorgen. Door de droogte van de Pampus, was deze havenstad voor grotere schepen bijna onbereikbaar geworden. Ook windstilte of tegenwind waren er vaak oorzaak van, dat ze weken onderweg waren. Daar de kortste verbinding met de Noordzee, het doorgraven van de duinen tussen Haarlem en Beverwijk, voor onmogelijk werd gehouden, besloot men een kanaal in de lengte te maken. Het ontwerp was reeds in 1817 gereed en werd gemaakt door de Inspecteur van ‘s Rijkswaterstaat, Jan Blanken Jansz.

Voor grote delen zou gebruik worden gemaakt van bestaande wateren, onder andere gedeelten van de ringvaarten van de Beemster en de Schermer en van Alkmaar tot de Zijpersluis, van de Koedijkervaart. Aan het kanaal werd gewerkt van 1819 tot 1824. De totale kosten beliepen elf miljoen gulden, waarvan de stad Amsterdam een miljoen voor haar rekening nam. Zie hier in grote trekken de geschiedenis van het ontstaan. Als we ons dan realiseren dat alle grondwerkzaamheden met spade en kruiwagen moest worden uitgevoerd,dan beseffen we dat hier honderden arbeiders aan gewerkt moeten hebben.

 

Verdeeld naar beroepen

77 arbeiders van 20 tot 66 jaar
2 onderbazen van 22 en 40 jaar
1 schoenmaker van 27 jaar
1 kleermaker van 54 jaar
1 koopman van 30 jaar
1 timmerman van 31 jaar

Deze volwassen mannen zijn dus personen, wiens naam min of meer toevallig vastgelegd is, doordat zij in aanraking kwamen met de Burgerlijke Stand. Het werkelijke aantal aanwezige vreemde arbeiders moet hiervan een onbekend veelvoud zijn geweest.

 

Leeftijden

35 van 20 tot 30 jaar
24 van 30 tot 40 jaar
18 van 40 tot 50 jaar
3 van 50 tot 60 jaar
2 van 60 tot 66 jaar
1 geen leeftijd bekend