Het Onderzoek

Familieonderzoek in Ostfriesland het zo zijn bijzondere eigenaardigheden. Wie zich zonder voorkennis aan deze opgave waagt, zal onwaarschijnlijk veel vreemde mensen in zijn lijst van voorvaderen tegen komen. Waarom dat zo is, wordt hieronder duidelijk gemaakt. Dat zonder deze kennis het onderzoek bijna niet mogelijk is zal u al snel duidelijk worden. U zult zien, dat de regels voor onderzoek in Ostfriesland het voor u al snel duidelijk zullen maken.

Bewogen Geschiedenis

Ostfriesland werd in der loop der tijd door meerdere landen bezet. Veel historische zaken zijn daar van afkomstig. Ostfriesland behoorde toe aan de volgende landen

PruisenNederlandFrankrijkPruisenHannoverPruisen
1744-18081808-18101810-18131813-18151815-18661866

Het is duidelijk, dat bij deze wissels van de een naar de andere cultuur, sporen na liet. Zo zijn er in het plat Duits zowel franse als Nederlandse woorden. De fransen brachten bovendien gedeeltelijk de vaste familienamen as de dienstplicht naar Ostfriesland. Interessante artikelen vindt u hierover op www.rhaude.de. Voor onderzoekers houdt deze geschiedenis in, dat de kerkboeken gedurende de tijd zowel in het Frans als in het Nederlands bijgehouden werden.

Patronieme naamgeving

Bij de nieuwe “echt Ostfriese ” namen van de 19e eeuw valt een ding op, ze bestaan uit tenminste 3 delen. Tussen voor en familienaam word nog een tussenaam gebruikt. Dit ritueel is overgebleven uit de tijd, dat de ostfriesen van oudsher geen vaste familienamen voerden. Familienamen waren eenvoudig weg niet nodig, iedereen kende iedereen.

Bij de ostfriesen droeg van de voorvaderen nauwelijks een dezelfde achternaam als die van zijn vader. Dit overigens met een goede reden, familienamen waren er niet en in die zeldzame gevallen dat een familie er een had, gebruikte men hem niet.

In Ostfriesland was het een gebruik, dat een kind de voornaam van z’n vader als afstamming droeg. Zo ontstonden de voor Ostfriesland de zo typische namen als Janssen ( van jan), johansen ( van johan), Eilerst ( van Eilert), Dirks, Hinrichs, Harms, Oltmanns, Martens en zo verder. Zo heette bijvoorbeeld de oudste zoon van Jan Dirks later Dirk Janssen en zijn zoon bijvoorbeeld Eilert Dirks. Het kwam dan ook regelmatig voor, dat in de kerkboeken de volgende collectie van namen gebruikt werden: voornaam, voornaam van de vader, achternaam van de vader. Een vrouw, die men kende als Mariechen Pieters, werd plotseling Mariechen Pieters Eilerts genoemd, en later bleek, dat de vader haar vader Pieter Eilerts was. Deze naamgeving was niet geslacht afhankelijk. Een van mijn voorouders was in de kerkboeken onder de volgende te vinden terwijl Kock een familienaam is, die al sinds 1709 door de familie gebruikt werd, maar maar spaarzaam gebruikt werd en bovendien een of twee generaties niet gebruikt werd.

Hinrich Hylen Hinrich Kock Hylen Kock Hylen Heerkes Hinrich Hylen Kock Hinrich Hylen Heerkes Hinrich Hylen Heerkes Kock (Heerkes was de naam van de vader) Bovendien nog niet eens gekeken naar de verschillende schrijfwijzen zoals Heinrich, Hinrich, Hendrik,…..!

Onder mijn voorvaderen was er nog een familie de een andere familienaam gebruikte en wel Winterboer. Bovendien bleek na gelang de stemming men de ene keer de naam Winterboer gebruikte en de andere keer de naam Winter. En in even zovele gevallen werd de naam gewoon weggelaten.

Als u dus in ostfriesland onderzoek doet, moet u generatie op generatie vooral rekening houden met de voornamen.

Geen regel zonder uitzondering

Het onderzoek in Ostfriesland zou nog redelijk eenvoudig zijn, als men zich aan deze regel zou houden, maar dat deden ze niet. Ze maakten vaak een uitzondering op deze regel, waardoor je bij onderzoek vaak aan het twijfelen wordt gebracht.

Zo noemden Weert Weerts en Tjakomina Peters bijvoorbeeld een van hun zonen Jürgen Jürgens de Vries. Toen later deze familie da naam Kolkmann aannam, bleef deze zoon de naam de Vries als familienaam gebruiken. Bij een andere familie noemden de kinderen zich, met een of twee uitzonderingen, niet naar de vader, maar naar de moeder en namen de achternaam “Trauernicht” aan. Dit betekende, dat binnen een familie er verschillende achternamen mogelijk waren.

Ook was het mogelijk, dat een volwassen man op het idee kwam, om zijn achternaam te veranderen. Lambertus Cassens bij voorbeeld, nam bij zijn huwelijk met Elisabeth B. Stapelfeld haar nam aan en noemde zich voortaan Lambertus Carsjens Stapefeld.

Er waren vele gelegenheden voor de ostfriesen om hun naam ter veranderen. Zoals de omgeving, de buren, het dorp, de ouders,de grootouders, verlies, winst,beroep enz

Bijzonder gecompliceerd was het bij de vrouwen., die gedurende het huwelijk hun eigen naam behielden. Bij een begrafenis werden ze dan weer met de voornaam en dan weer me de achternaam van hun man genoemd. Bovendien moet men er rekening mee houden welke dominee het bijschreef in de kerkboeken.

De verdeling van de voornamen over de kinderen als zowel de keuze van de voornamen was in Ostfriesland aan een ritueel onderworpen. De grondregel luidde: binnen een familie mag geen voornaam verloren gaan. Dat betekende, dat alle in de familie aanwezige voornamen aan de volgende generatie werden door gegeven. De oudste zoon kreeg in de regel de voornaam van zijn grootvader van vaders kant. De volgende zoon kreeg de vooraam van zijn grootvader van moeders kant. De oudste dochter kreeg de voornaam van haar grootmoeder van vaders kant en de volgende dochter kreeg de voornaam van haar grootmoeder van moeders kant. De volgende kinderen kregen de namen van de ouders, broers en zusters va de ouders of ander dicht bijstaande verwanten.

Dit ritueel vergemakkelijkt weer het onderzoek in Ostfriesland, zolang het na geleefd werd.

Eigenlijk zou het zo wie zo verstandig zijn alle kinderen uit de kerkboeken te halen. In Ostfriesland, waar het onderzoek op basis van ontbrekende achternamen bijzonder moeilijk is, is het nog noodzakelijker dan ergens anders. Omdat er geen voornaam verloren mocht gaan krijgt men hierdoor belangrijke aanwijzingen.

In de regel kan men er vanuit gaan, dat er elke 2 jaar een kind geboren werd. Werd een kind dood geboren of stierf het jong, dan werd een jaar later weer een ander kind geboren.

Dirk Janssen is de oudste zoon van Jan Dirks. Men kan er dan met tamelijke nauwkeurigheid van uitgaan, dat de grootvader ook Jan Dirks heette. Men kan er dan ook bijna altijd van uit gaan, dat personen met dezelfde achternaam geen familie hoeven te zijn, maar de voornamen van een samenhang sprake kan zijn.

Geen regel zonder uitzondering

Maar ja, zo eenvoudig maken de Ostfriesen ons het niet.

Ook toen kon door familietwisten er toe leiden, dat de naam van de vader of moeder genegeerd werd. En als de vrouw een rijke huwelijks gift mee kreeg werd de eerste zoon naar de vader van de moeder genoemd. Er waren nog meer redenen om van deze gebruikelijke regels af te wijken.

De kinderen van ene Adams Martens heetten b.v.:

Marten, Jann Trientje, Marten Geske, Marten Jann, naar bovengenoemde regels gaat men er van uit, dat de vader van de vader Marten Adams heette en zijn vrouw Trientje en de vrouwelijke grootouders Jann en Geske heetten?

Dit zou zo kunnen zijn, maar geen naam in de familie mocht uitsterven. Wanneer een familielid stierf, kreeg het eerst geboren kind zijn naam. Mogelijk is het dus ook, dat b.v. Adams Martens eerste vrouw Trientje heette. Als zij stierf, werd het eerst meisje van zijn tweede huwelijk naar haar genoemd. Als het oudste kind Marten stierf, kreeg de eerst geborene zijn naam. Ook was het gebruikelijk het kind de naam van een rijke doopvader te geven, de naam van de Pastoor of de landheer. Deze overigens meestal pas, als de namen van de grootouders gebuikt waren. Vaak werd bij de dood van het zoveelste kind met dezelfde voornaam als zijn ouders met de geboorte datum van het eerste kind met dezelfde naam gemeld. Voor kerkboeken ontstonden zo de nodige ordeningsproblemen daar uit.

Al in de 18e eeuw kwam men tot de conclusie, dat het zo niet verder ging. Eén van de eersten was Graaf Fridag von Gödens, die probeerde de Ostfriesen er toe te bewegen, een familienaam aan te nemen. In 1744 behoorde het weer tot Pruisen en Federick de Grootte zag zo als voorheen weer niets in veranderingen. Hij zegde de Ostfriesen in aller opzicht vrijheid van godsdienst als wel de keuze van namen toe. Pas in 1811 werd dit door Napoleon afgeschaft, nadat Ostfriesland tot het keizerrijk ging behoren. Vanaf dat moment werd ieder Ostfries verplicht een familienaam aan te nemen en op zijn kinderen verder te geven. Elke familie kon de achternaam van zijn keuze nemen.

In eerste instantie voegden de Ostfriesen zich hier naar, maar niet voor lang. Wat bij de ambtenaren op papier stond maakte niet uit, gebruikt werden ze niet.

In 1815 ging Ostfriesland tot het koninkrijk Hannover behoren. Eerst veranderde er niets tot dat in 1826 zich de Landdrost van Aurich bij de regering ging beklagen, dat de Ostfriesen hun namen naar willekeur gebruikten. Vanaf dat moment was er geen ontkomen meer aan, en werden alle Ostfriesen verplicht hun achternaam te gebruiken. Maar hoe men ook probeerde, ook nu had het geen kans van slagen. Pas toen in 1874 het bevolkingsregister werd ingevoerd was er geen ontkomen meer aan. Ieder moest een achternaam bij geboorte e.d. opgeven. Ook nu nog bleef in het dagelijks gebruik de achternaam achterwege. En zo is Ostfriesland nog het enige gebied waar voornamen zijn toegestaan die eigenlijk achternamen zijn.

Samenvatting

In de regel neemt ieder Ostfries nog de voornaam van de vader als kenmerk aan om aan te geven tot welke familie ze behoren. Geen voornaam binnen de familie mag uitsterven.

Er is overigens geen regel die door de Ostfriesen ook niet gebroken werd. Door de speciale manier van naamgeving, waren er vaak meerdere personen met dezelfde naam in hetzelfde dorp, die niet tot dezelfde familie behoorden. Bij stamboomonderzoek in Ostfriesland is het daarom nog meer van belang om voorzichtigheid te betrachten.

Met dank aan Doris Reuter